Er waren eens een vogel, een vis en een krokodil die zaten over hun vakantie te praten. "Waar ga jij op vakantie?" vroeg de vogel aan de vis.
De vis zei: "mijn vader kan goed zwemmen, mijn moeder kan goed zwemmen en ik kan goed zwemmen, het zal dus wel een zwemvakantie worden".
"En jij?" vroeg de krokodil aan de vogel, "waar ga jij op vakantie?"
"Nou", zei de vogel, "mijn vader kan goed vliegen, mijn moeder kan goed vliegen en ik kan goed vliegen het zal wel dus een vliegvakantie worden".
"Waar ga jij op vakantie?" Vroeg de vis aan de krokodil.
De krokodil zei: "mijn vader heeft een grote bek, mijn moeder heeft een grote bek en ik heb een grote bek, dus we zullen wel weer naar Duitsland gaan."